Niet van gisteren

Door René Didde, Amsterdam november 2011

Landgoederen zijn inherent duurzaam. Anders was het immers onmogelijk om cultuurhistorisch erfgoed, natuur en landbouw in een schitterend landschap vreedzaam te laten co-existeren. Maar de regelgeving van sectoraal beleid wringt. Hoog tijd voor een integrale aanpak. Op naar de ‘landgoedloterij’ en naar ‘landgoedontwikkelingsplannen’.
Bestemmingen van vandaag met respect voor gisteren.

De provincie Overijssel is gezegend met vele landgoederen. Vooral in Twente met zijn rivieren en beken op het indrukwekkende stuwwallandschap, zijn in de loop der eeuwen fraaie landhuizen en buitenplaatsen gebouwd. In de waterrijke en bosrijke omgeving vervlochten cultuur, natuur, landbouw en water zich op een organische manier en vormden ze de spil van het totale gebied. Landgoederen hadden daardoor een sterke economische basis.
Er was niet alleen ruimte voor investeringen in kastelen, bijgebouwen en pachtboerderijen, maar tegelijkertijd ontstond een samenhangend, gelaagd landschap. De mens heeft gaandeweg een prachtig en stil agrarisch cultuurlandschap gevormd, dat zowel de economische als de ecologische pijler van het gebied betekende.
Niet alleen in Twente, maar vrijwel overal in Nederland hebben landgoederen op deze wijze een lappendeken van substantiële grondposities verworven in het landschap. Want al die landgoederen bij elkaar opgeteld, nemen een flink areaal in beslag. Volgens cijfers van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) beslaan de particuliere landgoederen 125 duizend hectare.
Meer dan 95 procent ligt binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), het befaamde robuuste kralensnoer van natuur die het planten en dieren mogelijk moet maken te migreren in het druk bevolkte Nederland. Feitelijk beheren de particuliere landgoedeigenaren twintig procent van de EHS. Dat is meer dan Natuurmonumenten (100 duizend hectare) en de Provinciale Landschappen (90 duizend hectare). Volgens de belangenvereniging Federatie Particuliere Grondeigenaren (FGP) vertegenwoordigen de 1800 leden zelfs 200 duizend hectare, van de spreekwoordelijke twee voetbalvelden (1 hectare) tot landgoederen van enkele duizenden hectaren.

Nieuw! Landgoederen en klimaatverandering

Stilte, natuur, relatief kleinschalige landbouw, cultuurlandschap met landhuizen en molens, extensieve recreatie; het wordt alom geprezen in het als ‘vol’ ervaren Nederland. En er kan meer. Het ligt op het eerste gezicht niet voor de hand maar landgoederen zouden op veel plaatsen in Nederland perfecte ‘klimaatbuffers’ kunnen vormen. Gezien hun schaal zouden de oude landgoederen met hun inherente duurzame ontwikkeling prima op de bres kunnen staan tegen de hedendaagse klimaatverandering.
Hoe werkt dat? Neem het Twentse coulisselandschap. Veel landgoederen liggen in het bovenstroomse deel van de rivieren en beken, legt Harm Meek uit. Als lid van het dagelijks bestuur van waterschap Regge en Dinkel is hij verantwoordelijk voor de bestuurlijke contacten met de landgoederen. Hij zegt: “Landgoederen zijn van groot belang voor ons.”
Door de klimaatverandering staan waterschappen voor de opgave om in natte perioden meer water vast te houden. Zo kan er in tijden met weinig of geen neerslag voldoende vochtvoorziening zijn en kan er in perioden met hevige neerslag meer water worden geborgen. “Doordat de landgoederen hoog liggen en een groot oppervlak beslaan, kunnen we juist daar het regenwater langer vasthouden”, aldus Meek.
Dat water kan zich naast oude waarden als natuur en landbouw tot een nieuwe economische drager ontpoppen. Met de waterberging kan overigens dikwijls de natuur nog flink meeliften. Zo zijn op een aantal landgoederen in Twente moerasbossen aangelegd.
Vaak schiet het cultuurhistorisch erfgoed op het landgoed er ook wat mee op. Watermolens (houtzaagmolens), soms uit de vijftiende eeuw, functioneren weer mede door moderne watertechnische maatregelen. Na overleg is er op diverse plaatsen een bypass aangelegd om vissen vrijelijk te laten migreren. Grachten rond kastelen en landhuizen die onvoldoende water bevatten waardoor de fundamenten werden aangetast, zijn in oude glorie hersteld door aanpassingen in het watersysteem.
Elders hebben waterbeheerders in overleg met landgoederen een oude vorm van waterbeheer in ere hersteld. Op verschillende plaatsen zijn vloeiweiden aangelegd. “In de Middeleeuwen ontdekten ridders dat arme delen van cultuurland gemakkelijk konden worden bemest met het slib van een beek of rivier door het weiland onder te laten lopen”, zegt Meek.
De nieuwe vloeivelden dienen een eigentijds doel. Om meer water te bergen, schraapte het waterschap de bovenste humuslaag van de weidegrond af. Het waterschap ziet de vloeiweiden als een zogeheten groenblauwe dienst. De landgoederen ontvangen een geldelijke vergoeding van het waterschap als bijvoorbeeld een deel van de landbouwgrond meerdere malen per jaar onder water mag komen te staan. Het gaat in het geval van Regge en Dinkel om een eenmalige vergoeding van 13 duizend euro per hectare .
Goed overleg met landgoedeigenaren is daarbij belangrijk. “Wij zijn ons ervan bewust dat we elkaar nodig hebben”, zegt Harm Meek. We proberen als overheidsdienst onze plannen, bijvoorbeeld vanwege de Kader Richtlijn Water of Waterbeheer 21, te matchen met de plannen van het landgoed.”

Eigen waarden eerst

De vloeiweiden in Twente vormen een fraai voorbeeld van landgoederen die zich open en actief opstellen voor de samenleving. Die samenleving – in dit geval Waterschap Regge en Dinkel – stelt zich op zijn beurt coöperatief op. Zoiets zou op veel meer plaatsen mogelijk moeten worden. Natuurlijk kan dat niet overal. Een blauwdruk bestaat niet. Soms zijn geohydrologische omstandigheden ongeschikt. Soms zal waterberging niet passen bij de landgoedeigenaar. Die moet vooraleerst bij zichzelf te rade gaan of dergelijke moderne ontwikkelingen kansen bieden. Het landgoed moet dichtbij de eigen waarden blijven.
Datzelfde geldt voor de vele andere opties om de samenleving ‘binnen te laten’. Er zijn mogelijkheden te over, maar landgoedeigenaren moeten goed bedenken wat bij hen past. En win-win-situaties zijn te bewerkstelligen als met de vloeivelden in Twente. Er zijn mogelijkheden te over. Denk aan natuureducatie en (biologische) landbouw. Er is kleinschalig toerisme. Vrijwel alle landgoederen besteden aandacht aan natuurontwikkeling. Je kunt er trouwen, vergaderen, in een trekkershut overnachten, openluchtconcerten bijwonen.
Er zijn schaapskooien, dagrecreatie, educatieve steunpunten. Landgoedeigenaren stellen moestuinen, belevingstuinen en hoogstamfruitbomen beschikbaar, er zijn mogelijkheden voor pluktuinen, ‘tuinkookworkshops’, kunstmanifestaties en kinderfeestjes. Meer dan veertig landgoederen hebben zich verenigd in de ‘Gastvrije Landgoederen’ die grossieren in innovatieve initiatieven.
Aan ideeën geen gebrek. Nieuwe inkomsten vormen daarbij één van de beweegredenen. Maar er is meer dan louter ‘handel’ en nieuwe bronnen van inkomsten. Landgoederen treden naar buiten om zich te laten zien. Ze lijken zich meer open te willen stellen voor het publiek, waarbij ze terecht waken voor aandacht en behoud van hun eigen, vaak eeuwenoude identiteit.
Deze moderne handelwijze kan het imago van de landgoederen versterken. Want wat een landgoed precies is anno 2011 lijkt nauwelijks bekend bij het grote publiek. Veel mensen hebben een gedateerd beeld van landgoederen. Ze genieten van de grandeur van de fraaie landhuizen en kastelen. Ze bewonderen de rust in de monumentale tuinen en parken, maar ze hebben er dikwijls geen idee van wat er allemaal bij komt kijken.
Niet alleen vooroordelen en onwetendheid van het publiek maar ook de landgoedeigenaren zelf zijn daar debet aan. Landgoederen zijn enclaves geworden, niet zelden geïsoleerd van hun omgeving. De oprukkende stad maakte eerst in de vroege twintigste eeuw een aarzelende stap in de weilanden buiten de singel. Flinke uitbreidingswijken in de jaren zestig van de vorige eeuw volgden en aan het einde van de vorige eeuw ging er nog eens menige Vinex-locatie overheen.
Niet alleen de stad, ook de landbouw liet zich niet onbetuigd. Grootschalige agrarische ontwikkelingen met de actuele megastallen als meest in het oog springende ontwikkeling naderen vaak de grenzen van het landgoed. De schaalvergroting en mechanisatie van de intensieve landbouw gingen voorbij aan veel van de pachtboeren op de landgoederen.
En ten slotte is er recreatie. De moderne burger heeft meer vrije tijd gekregen ten opzichte van veertig jaar geleden. Vaker dan ooit kan de stedeling er een weekendje tussenuit. In een hedendaagse relatie wil zij twee keer in de week hardlopen en hij racefietsen om zich te ontdoen van de stress van het werk. Al snel komen ze een landgoed tegen.
Tot voor enkele decennia moesten veel landgoedeigenaren niets hebben van dergelijke gebruikers in hun bossen. De familie heeft het terrein vaak al een eeuw of meer in beheer. De belangrijkste opgave, zo vinden zij, is het erfgoed te beheren en het zo ongeschonden mogelijk doorgeven aan een nieuwe generatie. Of zoals wel wordt gezegd onder landgoedeigenaren: ‘wij zijn niet van gisteren, maar van eergisteren. En we denken niet aan vandaag of morgen, maar aan overmorgen’. Dat is een fraaie verwoording van de missie van landgoederen. Je niet laten leiden door de waan van de dag, maar met respect voor het verleden het domein naar de toekomst begeleiden. Een betere definitie van duurzaamheid bestaat eigenlijk niet.

Van sectoraal…

Tegelijkertijd zijn er intussen op tal van gebieden regels, wetten en richtlijnen gekomen die de zaken van ‘gisteren en eergisteren’ trachten te controleren en te sturen. Waar het eergisteren in wederzijds vertrouwen ging, is gisteren wantrouwen ontstaan, met regels om het wantrouwen te beteugelen. Vandaag lopen veel van die regels op hun grenzen. Niemand weet wat er morgen komt. En met overmorgen is geen politicus bezig.
Voor die regels zijn overheid en politiek verantwoordelijk. Het is soms voor landgoedeigenaren en beheerders moeilijk om daarmee om te gaan. Dat is goed voorstelbaar. Als er ooit, rond 1900, door toevallige samenloop van omstandigheden een beukenlaan is aangelegd, is het vreemd dat anno 2000 die beukenlaan niet mag worden vervangen. “De bomen zijn rot en aan vervanging toe”, zegt de landgoedeigenaar. “Het is een cultuurhistorisch landschapelement dat dient te worden beschermd”, zegt de overheid, die de kapvergunning weigert.
En dan is er de complexe regelgeving rond de natuur van de EHS en Natura-2000 gebieden. Een wirwar aan regels en voorschriften die bepalen hoeveel beheervergoeding kan worden uitgekeerd, een vergoeding overigens waarvan het vanwege het huidige beleid van Staatssecretaris Bleker van Natuur volstrekt onduidelijk is of ze blijven bestaan.
Er komen nogal wat ecologen langs die in dienst van de beleidsmakers turven of de zogeheten natuurdoeltypen wel worden gerealiseerd. Of er wel voldoende soorten libellen rond het ven scheren, of er van de zes beoogde soorten orchideeën dit jaar dan toch zeker drie soorten, waarvan minstens één Rode Lijst soort zijn gesignaleerd.
De overheid beslist ook over nieuwe, kleinschalige boerderijen waarvan studies aantonen dat het extensieve beheer van de velden de biodiversiteit ten goede komt. Mag niet, zeggen natuurbeleidsmensen. Hetzelfde geldt voor een nieuwe vorm van gebruik van een vervallen paardenstal of loods. ‘Begin maar een bed & breakfast’ zeggen ambtenaren. Een landgoedeigenaar die grote groepen wil ontvangen voor natuureducatie of kookworkshops stuit op onbegrip.
Het oude integrale denken over een gebied als een landgoed is opgeknipt in vele afzonderlijke sectoren die allemaal hun eigen begrippenkader, logica en subsidiestelsel (voor zover nog aanwezig) kennen. Dat sectorale denken doet geen recht aan het landgoed dat vaak eeuwenlang in één hand wordt beheerd en waar natuur en cultuur, landbouw en bosbouw en recreatie op een duurzame wijze zijn ontwikkeld tot wat ze nu zijn en waarin ze door de burger worden gewaardeerd.

…naar integraal

Toch is er een synthese mogelijk. Dat zou lukken wanneer de ambtenarij meer tracht de inherent integrale denkwijze van landgoedeigenaren op een positieve manier te bejegenen. Dat zou overigens niet slecht aansluiten bij nieuwe inzichten en politieke moderniteiten als ‘vermindering van de lastendruk’, ‘vereenvoudiging van beleid’, ‘verkleining van de afstand van burger tot politiek’ en vooral efficiënter en effectiever beleid. Integraal beleid.
Integraal beleid betekent voor het landelijk gebied onder meer een samenhangende beleidsvisie op terreinen als landbouw, landschap, natuur, recreatie, woningbouw, ruimtelijke ordening, waterbeheer en waterberging, kortom stuk voor stuk terreinen die juist op landgoederen samenkomen.
Het is daarom een inspirerende gedachte om (een aantal) landgoederen te zien als proeftuinen voor modern integraal beleid, waar wordt geëxperimenteerd. Er zouden meer win-win-sitaties kunnen worden gezocht en gevonden zoals waterberging op vloeivelden in Twente.
Dat ontslaat landgoedeigenaren van eergisteren evenwel niet van moderne plichten van vandaag de dag. Zij moeten zich rekenschap geven en zich laten afrekenen op het halen van bepaalde doelen. Onvermijdelijk zal beleidsvolk over de vloer blijven komen.
Inzoomend op natuurbeleid liggen voor de grotere landgoederen kansen voor robuuste natuur en de ruimtelijke samenhang. Een type natuur dat zich meer kan aanpassen aan activiteiten van de mens, aan klimaatverandering en aan de eigen natuurlijke dynamiek. Resultaten zullen in de nabije toekomst vermoedelijk meer liggen op scores in robuuste natuur en structuur dan op hectares en aantallen natuurdoeltypen.
Ecologen zullen zich meer laten verrassen door de natuur. Beheersafspraken zouden wat globaler kunnen, met meer ruimte voor locatiespecifieke ontwikkelingen. Uiteraard moeten de beheerders op het landgoed niet de kantjes ervan af lopen, maar de overheid zou meer vertrouwen kunnen hebben in het impliciete duurzaamheidsdenken van de landgoederen. Ze zijn immers niet van gisteren.
Wat betreft natuurbeheer zijn landgoedeigenaren tegenwoordig trouwens ronduit een interessante partij voor de overheid. Particulier initiatief wordt gestimuleerd. Bij gebrek aan robuust overheidbeleid (en geld) om de laatste honderden hectaren van de EHS binnen te halen, worden de kaarten op ‘particulier natuurbeheer’ gezet. Gechargeerd gezegd: waar vroeger landgoedeigenaren serieus met de gedachte speelden hun terreinen aan Staatsbosbeheer of Natuurmonumenten te verpachten, lijken anno 2011 Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten met teruglopende ledenaantallen en afkalvende subsidies eerder bij de landgoederen aan te klampen.

Landgoedontwikkelingsplan

Concreet zou de integratie van de verschillende thema’s kunnen plaatsvinden in een landgoedontwikkelingsplan. Daarin is per landgoed ruimte voor zowel toekomstambitie als verleden van de eigenaar. Lokale en regionale beleidsmensen zouden deze plannen kunnen aanvullen. Vervolgens kunnen bestaande subsidieregelingen als een soort lump sum worden uitgekeerd aan de hand van het ontwikkelingsplan.
In raamcontracten zou dan per periode kunnen worden gekeken wat de landgoederen gepresteerd hebben. Ook volgende generaties conformeren zich aan de uitgangspunten, uiteraard zijn modificaties naar nieuwe inzichten mogelijk. Landgoederen zullen zich bovendien moeten verplichten te communiceren over hun plannen. Wederom in Twente is ervaring opgedaan met dergelijke landgoedontwikkelingsplannen.
Daarbij kunnen ook tijdelijke bestemmingen van pakweg twintig jaar een plaats krijgen. Twintig jaar een vergunning om de oude stal om te bouwen en te benutten als kantoor. Daarna is er wellicht tijd voor iets compleet anders. Wat is nou twintig jaar op de leeftijd van een landgoed?
Wanneer consensus is over dergelijke plannen, kan de overheid een lump sum toekennen in plaats van afzonderlijke subsidiegelden. Het sectorale denken kan daarmee worden doorbroken, de eigenaar wordt meer geprikkeld om aan inventieve plannen en coalities te werken.
De dialoog met de samenleving en een innovatieve manier van fundraising in het huidige tijdsgewricht van bezuinigingen zou gestalte kunnen krijgen in een loterij a la de postcodeloterij. Een substantieel deel van de opbrengst gaat naar goede doelen, in geval van een dergelijke ‘landgoedloterij’ naar een stichting die opbrengsten goed besteedt onder landgoederen.
Landgoedeigenaren kunnen op deze manier met behoud van hun eigenwaarde meer naar buiten treden, zelf aan het roer staan in plannenmakerij en uitvoering. Met respect voor eergisteren en denkend aan overmorgen. Bij waterschap Regge en Dinkel zijn ze er klaar voor. “Net als landgoederen hebben wij als waterschap ook belang bij een lange termijnbeleid dat zich verder uitstrekt dan de huidige politieke termijn van vier jaar”, zegt Harm Meek van waterschap Regge en Dinkel. “Wij willen niet dat plannen elk jaar weer veranderen. Dat is wat ons met de landgoederen verbindt. Als we ons wederzijds een beetje flexibel opstellen, kunnen natuur, waterbeheer en het cultuurhistorische belang van de landgoederen hand in hand gaan.”

Amsterdam, november 2011

Terug naar het overzicht